Het ontstaan van de collectie Koolen te Rolduc
In 1979 kwam reeds een aantal vroege werken van Koolen naar
Rolduc. Het waren vijftien kunstwerken, overwegend schilderijen, die een
religieus thema tot onderwerp hadden. Dit was te danken aan een genereus gebaar
van het echtpaar Dr. Thomas Meuwissen en Marguerite Jaspar. Ter gelegenheid van
de geboorte van hun eerste kind kregen zij in 1930 van hun Maastrichtse
schoonouders een portret van deze schilder cadeau en zo leerden de jonge
internist uit Eindhoven en zijn vrouw hem kennen. Zij bewonderde zijn werk en
raakten door een levenslange vriendschap met hem verbonden. Tijden zijn actieve
leven kocht hij bijna jaarlijks een van zijn werken en zo droegen zij wezenlijk
bij aan de ontplooiing en bestaansmogelijkheden van de kunstenaar.
Toen zij zich voor hun oude dag in Asten in een bejaardencentrum hadden
teruggetrokken, bood de nieuwe behuizing niet meer de ruimte om de omvangrijke
collectie te herbergen. Daarom gaven zij in 1979 speciaal het op bijbels thema
geënte werk voor een periode van vijfentwintig jaar in bruikleen aan de Paredis
stichting te Roermond om dit te exposeren in het Groot Seminarie te Rolduc. Als
beweegreden stond hun voor ogen "het leveren van een bijdrage tot de
geestelijke en kunstzinnige vorming van de Priesterstudenten van het
Groot-Seminarie Rolduc ter bevordering van hun religieus gevoelsleven".
Na hun overlijden openden de erfgenamen Meuwissen en de directie van Rolduc het
overleg over de verdere bestemming van de collectie. Daarin werden ook spoedig
de kinderen Koolen betrokken. Beide families waren bereid tot het aangaan van
een langdurige bruikleen van een representatieve collectie uit hun bezit aan een
nieuwe stichting met de toezegging van Rolduc om de collectie in de historische
ruimten te tonen. Op 28 Augustus 1995 kwam de Stichting Harry Koolen tot stand
met een vertegenwoordiging in het bestuur van de families Meuwissen en Koolen en
van het Bisschoppelijk Centrum Rolduc.
Een collectie van een vijfendertig tal werken kon uit de Koolen-collecties van
beide families worden samengesteld; ook werd een beroep werd gedaan op andere
bezitters om zo het representatieve karakter van.de expositie te kunnen
vergroten. Voor de openingstentoonstelling werden bovendien extra nog een
twintigtal andere werken van deze schilder voor een bruikleen van drie maanden
ter beschikking gesteld om zo de vestiging en betekenis van de Koolen-collectie
te Rolduc met meer nadruk onder de aandacht te kunnen brengen.
De overweging van Rolduc om deze collectie te huisvesten werd ingegeven door de
behoefte de Limburgse cultuur te bevorderen in beschikbare ruimten van een
historisch en cultureel belangrijk gebouw. Wat de schilderkunst betreft bestond
er reeds een traditie. Rolduc zelf was al in het bezit van twee schilderijen van
Koolen als gevolg van opdrachten, die aan hem verleend waren. Bovendien zijn er
reeds werken van onder meer de Windhausens, Henri Jonas, René Smeets, Jean
Adams, Petran Vermeulen en Gêne Eggen. Beeldhouwers zijn er vertegenwoordigd
door Charles Vos, Godfried Pieters, Jef Drummen, Jef Courtens, en Jean Houben.
De thans in Rolduc getoonde Koolen collectie kan zich, blijkens vroegere tentoonstellingen, verheugen in een algemene waardering. Ze is niet trendmatig tijdgebonden en Harry Koolen heeft zich door zijn knap geschilderde en indringende portretten een eigen plaats verworven temidden van Limburgse tijdgenoten. Door zijn aandacht voor het religieuze thema en zijn getuigenis van een meditatieve en poëtische instelling is hem een passende plaats bereid in de historische ruimten van een voormalige abdij.